Paul Coppens uit Hoevenen is een hartpatiënt, die sinds enkele jaren met pensioen is. Op zijn veertigste werd hij voor het eerst getroffen door een hartinfarct. “Ik wist dat ik een zwakker hart had, maar dat heeft mij nooit tegengehouden om mijn job als commercieel vertegenwoordiger uit te voeren”, vertelt hij. “Maar rond Pasen 2017 had ik plots toch meer klachten: ik was kortademig en kon moeilijk neerliggen of slapen. Mijn echtgenote heeft daarom het ziekenhuis gebeld en ik ben per ambulance weggevoerd.”
In het Universitair Ziekenhuis Antwerpen werd na een reeks onderzoeken vastgesteld dat Paul lijdt aan chronisch hartfalen. Het duurde een tijdje vooraleer zijn toestand gestabiliseerd raakte. “Ik ben een zestal keer opgenomen met verschillende klachten, onder meer hartritmestoornissen. Het was zoeken naar de juiste behandeling en ideale medicatie aangepast aan mijn specifieke situatie. Maar intussen zijn de problemen van de baan en op dit moment is alles onder controle.”
Chronisch hartfalen is een aandoening die in opmars is in ons land. Paul Dendale, cardioloog in het Jessa Ziekenhuis en professor aan de Universiteit Hasselt: “Hartfalen is het eindstadium van alles wat er met het hart kan misgaan. Problemen met de kransslagader, de hartspier of de kleppen zullen uiteindelijk leiden tot een slecht functionerend hart. Op dat moment krijg je typisch terugkerende klachten van kortademigheid, pijn in de borststreek en moeite om inspanningen te doen. Het is ook een dodelijke aandoening: binnen het jaar na de diagnose van chronisch hartfalen, overlijdt één op de vier patiënten.”
“In ons land is bij ongeveer 25.000 mensen tussen 70 en 80 jaar chronisch hartfalen vastgesteld. In ons ziekenhuis is het aantal opnames hiervoor in de laatste 10 jaar zelfs verdubbeld”, stelt professor Dendale. “We verwachten nog een verdere toename, uiteraard als gevolg van de vergrijzing, hoewel hartfalen zeker niet alleen bij oudere patiënten voorkomt. Anderzijds slagen we er steeds beter in om mensen in leven te houden na een hartinfarct. Dat betekent wel dat er meer mensen zijn met een beschadigd hart, waardoor dus het aantal patiënten met chronisch hartfalen zal blijven stijgen.”
Dit is een grote vooruitgang in vergelijking met vroeger. Bij de minste twijfel moest je toch naar het ziekenhuis voor een check-up. Eigenlijk wil ik niet meer zonder telemonitoring. Het geeft me vertrouwen, veiligheid en zekerheid.”
Paul Coppens
Hoevenen
Deze steeds groter wordende groep patiënten behandelen en opvolgen betekent een uitdaging voor het medisch personeel. Prof. Dr. Hein Heidbuchel van het UZA: “Een klassieke behandeling houdt in dat de patiënt op geregelde tijdstippen – soms om de 14 dagen – naar het ziekenhuis komt. Verpleegkundigen, artsen en andere zorgverstrekkers kijken dan na wat de evolutie is en sturen eventueel de behandeling bij. Maar we merken dat steeds meer patiënten daar vragen bij stellen en zich afvragen of nieuwe technologie het aantal verplaatsingen niet kan doen dalen.”
Net om die reden was professor Heidbuchel enthousiast over het ‘Heart on track’-project, een piloot met telemonitoring bij patiënten met chronisch hartfalen. “Ik ben ervan overtuigd dat telemonitoring de juiste keuze is voor de toekomst. Niet alleen levert het tijdswinst op voor de patiënt en voor het zorgteam, we krijgen ook een veel beter beeld van de evolutie dankzij de dagelijkse metingen in plaats van om de paar weken. We kunnen dus veel sneller en zelfs vanop afstand bijsturen wanneer dat nodig blijkt.”
Hartpatiënt Paul Coppens kreeg een telemonitoringsysteem toegewezen: “In het begin stond ik er sceptisch tegenover: het leek me ingewikkeld en omslachtig. Maar de hartfalenverpleegkundige legde uit dat het eigenlijk allemaal heel eenvoudig is. Na een paar dagen had ik al de routine beet om op gezette tijdstippen mijn gewicht en bloeddruk te meten. En ik merkte ook dat ik goed werd opgevolgd: als er een abnormale waarde was, werd ik opgebeld door het ziekenhuis en kreeg ik meteen advies over wat ik moest doen.”
“Dat is een grote vooruitgang in vergelijking met vroeger. Bij de minste twijfel moest je toch naar het ziekenhuis voor een check-up”, vertelt Paul. “Eigenlijk wil ik niet meer zonder telemonitoring. Het geeft me vertrouwen, veiligheid en zekerheid. Ik hoop dan ook dat het pilootproject snel een vervolg krijgt.”